Ik vouw de handdoeken op en vraag me zoals altijd af hoe het kan dat een gezin van drie handdoeken gebruikt alsof er dagelijks een voetbalelftal komt douchen. Het katoen begint aan de randjes sporen van slijtage te vertonen en ik dwaal af naar het moment dat ik de handdoeken kreeg. Juni 1995. Een huwelijkscadeau van mijn zus. Een glimlach op mijn lippen vindt de hoeken omhoog bij de gedachte dat de handdoeken langer meegaan dan het huwelijk zelf deed. Foto’s van deze feestelijke dag hangen al jaren niet meer aan de wand maar de beelden kan ik oproepen alsof het gisteren was. Gisteren was een mooie dag, maar de storm die eraan vooraf ging is nooit helemaal gaan liggen.

Daags voor ons huwelijk kwamen beide ouders en twee van de 5 broers en zussen van mijn toekomstige man op onze kosten over uit Napels. Volgens goed Italiaans gebruik ontvingen wij ze thuis. Voorafgaand aan hun komst had ik me een week lang de rol van Mien Dobbelsteen aangemeten om ervoor te zorgen dat er geen hoekje in huis was waar je stof of rommel kon vinden. Het huis was onherkenbaar. De enige slaapkamer die we bezaten stonden we af aan de famiglia en ik zorgde ervoor dat de koelkast van onder tot boven was gevuld. Ik was vast van plan mijn nieuwe familie in de watten te leggen.

Moeder en zus waren echter de drempel nog niet over of mijn leven veranderde in een klucht waarin vooral hun volkse karakter meters hoog werd uitvergroot. Niets maar dan ook werkelijk NIETS kon hun goedkeuring wegdragen. De koelkast werd als eerste geïnspecteerd. Product na product werd eruit gehaald, bekeken, geproefd en afgekeurd. De keuken bleek te klein toen werd ontdekt dat er geen olijven waren. Ondanks dat ik het tafereel met afschuw gadesloeg kon ik het opbrengen om de gemoederen te sussen met de belofte dat ik olijven en alles wat ze nog dachten te missen zou halen.

Nog geen uur later ontplofte de bom in de eetkamer toen de lont van zuslief ontstak op het moment dat ze op de eettafel ging zitten en het blad zuchtend onder een slordige 100 kilo aan lichaamsgewicht een barst in de gehele lengte vertoonde. Als ik het Napolitaans goed begreep, had ze volgens haar zeggen wel dood kunnen zijn en welke idioot koopt er nou zo’n slechte kwaliteit tafel!! Ik telde tot tien toen ik zag dat mijn nog betrekkelijk nieuwe Ikea eettafel zo was toegetakeld en wist er heel kalm aan toe te voegen dat de ‘idioten’ in Nederland meestal aan in plaats van op tafel zitten. In stilzwijgen vroeg ik me af wie hier nu meer recht had op een vorm van excuus en verwonderde me over het uitblijven hiervan.

De dagen daarna waren een regelrechte hel. Mijn toekomstige echtgenoot vertrok naar zijn werk en liet me achter met zijn familie die me de ene verwensing na de andere toebeet. Zo was ik naast een hoer, duivel zonder geloof, dief en onopgevoed wezen ook een heks met katten. Niemand die me kon verwijten dat ik niet op zijn minst veelzijdig was. Ik liet ieder schaamteloos gebrek aan respect en fatsoen van mijn dikke huid glijden. Ondertussen werd mij goed duidelijk gemaakt dat ik niets meer te zeggen had in mijn eigen huis. Want het huis van hun zoon en broer was HUN huis. Dat ik dit huis met alles erop en eraan al bewoonde voor ik überhaupt mijn oog op hem had laten vallen en hij in een gespreid bedje terecht was gekomen, werd buiten beschouwing gelaten. Ik vond het best.

Hilarisch werd het echter toen moeder en dochter in onze slaapkamer – die ze ondanks het vriendelijke verzoek hier niet te roken tot rookhol hadden bestempeld – de kledingkast nader gingen inspecteren. Met enige vorm van vermaak sloeg ik gade hoe kledingstuk na kledingstuk in hun eigen opengeslagen koffers verdween. Een shirtje voor broer Gianni, een short voor oom Carlo, een blouse voor zus Sandra en lingerie voor schoonzus Louisa. Ik durf te wedden dat er ter plekke familieleden bij werden verzonnen toen namen de revue passeerden waarvan ik nog nooit had gehoord en de kledingkast leger en leger raakte. Toen ik besloot dat het genoeg was zo en ik de kledingstukken een voor een weer uit de koffers viste en terug legde in onze kledingkast met de woorden: “Deze kleding is van ons en eenieder die denkt iets nodig te hebben is welkom om met me te komen winkelen”, heerste er voor een paar minuten een stilte in huis die ik de afgelopen dagen niet meer had ervaren. Mijn geduld was getest en op. In mijn blik moet een waarschuwing hebben gelegen.

Verder lezen? Klik hier.